Waarom ik niet protesteer.

Mijn eerste college wetenschapsfilosofie. Ik ben gestart met de studie Sociale wetenschappen. De oude collegezaal met houten stoelen ruikt muf. Het is er warm, gevuld met studenten tot op de trappen. Het is nog vol in het begin van het studiejaar. Ik kijk verwonderd naar de oude portretten die aan de muur hangen. Nieuwsgieriger ben ik naar mijn nieuwe studiegenoten. Daarom luister ik niet zo goed. De professor wiens naam ik vergeten ben, maar wiens uitspraak me altijd is bijgebleven verheft zijn stem. ‘Als je dé waarheid zoekt, moet je nu naar buiten gaan. Als je houdt van vragen en zoeken, moet je blijven.’ Ik blijf. 

Wetenschap is zoeken, is hypotheses opstellen, is vraagtekens zetten, is weten dat wat je ontdekt een tijdelijke en lokale waarheid is; en beseffen dat jouw eigen focus en manier van denken en kijken van invloed is. Daarom moet je altijd meerdere kanten onderzoeken, andere onderzoekers betrekken en meenemen wat anderen hebben ontdekt. Dat is wat ik onthoud van zijn college. Deze insteek reist, zonder dat ik me daar bewust van ben, nog steeds met me mee.

Ik krijg via via een uitnodiging voor een demonstratie tegen ‘viruswaanzin‘. Slim bedacht die titel: het verklaart de ander tot gek. Op de website lees ik bij het kopje ‘over ons’ bij de betrokkenen de expliciete vermelding van ‘wetenschappers’. Ik schud mijn hoofd. Cynisch denk ik; waarom laat die vermeende wetenschapper zich dan interviewen door Marlies Dekker in dat filmpje dat ik van verschillende mensen opgestuurd krijg? Zij weet alles van lingerie, maar immers niks van corona of wetenschap. Als hij een echte wetenschapper is, gaat hij in gesprek met zijn collega - wetenschappers. Dan heeft hij zin om met hen zijn hypotheses delen, samen opnieuw te kijken, hen uit te dagen om ook zijn perspectief mee te nemen. Maar nee, hij bespeelt succesvol de media met versimpeling en eenduidigheid. En misbruikt zijn wetenschappelijke titel. En zie, dat willen mensen horen. Ze willen protesteren.

Ik moet denken aan de werkgroepen van mijn studietijd. Ik herinner me felle discussies onder leiding van een bevlogen docent. En uiteindelijk het mondelinge tentamen, waar je altijd onverwachte tegenwerpingen kreeg. Waar je cijfer hoger werd als je breder keek en als je meer vragen had dan antwoorden. Vaak vond ik het lastig, irritant ook en vermoeiend. Ik werd er ongeduldig van.  En tegelijk vormde het me. Ik leerde dat je geen gelijk krijgt door harder te roepen. Dat een mening die je niet onderbouwen kan, in de lucht blijft hangen. Ik leerde dat er altijd, altijd, meerdere kanten zijn. Dat wat eerst ‘waar’ was, later ‘onwaar’ kan zijn. Het maakte me bescheiden en open. 

Ik leerde dat een uitspraak waar is in een bepaalde context, vanuit een bepaald gezichtspunt. Dat de taal waarmee je de dingen benoemt van invloed is. Spreken we nu bijvoorbeeld van een crisis of een transformatie? Van corona-onderzoek of corona-waanzin? 

In mijn hoofd voer ik een gesprek met de in mijn ogen eenzijdige geluiden van zo’n beweging als ‘viruswaanzin’. Ik leg uit dat wetenschappers het nooit zeker weten, en dat dát ze juist betrouwbaar maakt.  Dat het daardoor zo kan zijn, dat bevindingen van vandaag anders zijn dan die van een maand geleden. Ik denk aan die zorgvuldige onderzoekers die al jaren, een carrière lang, hetzelfde thema beetpakken . Die wij jonge studenten maar stoffig vonden, waar we grapjes over maakten.  Nu bewonder ik ze. 

Wetenschap is handel in onzekerheid. Dat staat haaks op de huidige maatschappelijke angst en het ongeduld. Mensen vragen nu om eenduidige antwoorden. En die zijn er niet. Ook niet als je een spandoek in je hand neemt. 

Ook ik wil dichterbij dan anderhalve meter. Ik wil niet meer zoomen, maar aanraken en geraakt worden. Ik denk aan mogelijke nuances in de maatregelen. Kan er meer dan een one- size- fits - all anderhalve meter?  Maar ik wil vooral nuance in het gesprek.

Het is wellicht teleurstellend of angstwekkend: er is geen ultieme waarheid. Het is vermoeiend: je moet blijven zoeken. De vragers. De zoekers. Zij blijven. De rest loopt de zaal uit. En roept hard. Neemt spandoeken mee. De zoekers zijn bescheiden. Zij zetten vraagtekens. Ook als dat niet gewenst is. 

An Kramer